staartmezen flonkerend in het ochtendgloren hun veren als een penseelstreek van de luchtige horizon afgebroken ze dansen op de melodie van de wind hun geheimen fluisterend tussen takken
met de zwier van hun lange staarten schrijven ze verhalen in de lucht over de schaduw van een oude boom en de stille dromen van de aarde hun ogen vol sterrenstof en nieuwsgierigheid
in de schemering verdwijnen ze langzaam als schimmen die de nacht omarmen hun gezang echoot door de stilte een zachte herinnering aan de dag die ooit was en weer zal komen