Er is iets in mij
dat schreeuwt zonder stem.
Een oud geluid
dat onder mijn huid kruipt.
Onuitgesproken,
maar luid in zijn stilte.
Het bonst en siddert,
niet als een vraag
die wacht op toestemming,
maar als een hartslag
die zegt: het klopt.
Het is onvermijdelijk.
Ik ben er al.
Ik weet nog niet wat het zeggen wil,
alleen dat het zacht verlangt
het pantser af te leggen,
zich te openen zonder schroom,
en mijn hart te laten zien —
niet perfect, niet af,
maar puur en vol leven.
Ik ben geen verhaal dat klaar is.
Geen antwoord dat klopt.
Ik ben een vuur
dat weigert te doven.
Wat ik was,
valt langzaam van me af.
Wat ik word,
klimt in mij omhoog.
En ik,
ik adem.
Ik blijf staan.
Ik open.
En verwonder.