de nacht legt haar handen over de aarde een sluier van stilte ademt uit de sterren in de verte beweegt een trage gloed alsof de hemel zichzelf openvouwt
de dag komt niet haastig maar sluipt als een adem langs de horizon een zachte belofte van licht dat de schaduw streelt in plaats van verdrijft
tussen donker en morgen zweeft een ogenblik zonder naam waar alles even bestaat zonder begin zonder einde
daar begroeten nacht en dag elkaar als oude vrienden die elkaar herkennen hun stemmen fluisteren door de lucht een lied dat niemand bezit