Elon kocht de horizon,
liet nachten gloeien
op brandstof van verlangen.
Hij dreef de hemel uiteen
met zilveren schroeven,
zocht in elke ster
een spiegel van zichzelf.
Zijn torens zongen
van winst en snelheid,
hun glazen huid
weerkaatste enkel glans.
Het rijk beneden
werd een fabriek van dromen,
waar stilte werd verkocht
aan wie nog tijd bezat.
Toen men hem kroonde
met duizend miljard,
een zee groter dan arbeid zelf,
een loon om tien jaar
de hemel te ontdekken,
leek zelfs de lucht te buigen
voor zijn getal.
Maar hij bezat de lucht,
niet de geur van regen,
de zee, niet haar adem.
Zijn handen wogen
zwaarder dan een planeet,
toch konden ze
geen hart vasthouden.
De wereld ademde onder hem,
cijfers vervaagden in de nacht.
Hij werd een glans,
gewichtloos en stil,
en verdween
in het rijk van dromen zonder naam,
waar alleen het licht nog fluistert.