Haar tweelingzusje
Het meisje was alleen, ze had geen broertjes en zusjes. Op school had ze geen vriendinnetjes, ze was erg verlegen en zei bijna nooit wat. Als haar iets gevraagd werd gaf ze heel zachtjes antwoord. Ze was het liefste thuis, bij haar poppen en ander speelgoed. Ze had veel speelgoed, haar ouders verwenden haar graag met spullen. Ze waren bijna nooit thuis, haar vader was directeur van een groot bedrijf en haar moeder was stewardess. Ze zagen haar bijna nooit en elkaar ook niet vaak. Soms gingen ze samen op vakantie, maar het meisje mocht nooit mee. Ze had een verzorgster, Nanny, die lief was, maar oud. Het meisje voelde zich eenzaam.
Op een dag bedacht ze een tweelingzusje voor zichzelf. Dat zusje was altijd bij haar, ging nooit weg en luisterde altijd naar haar.
‘Zullen we samen spelen?’ vroeg ze aan haar zusje, ‘Waar heb je zin in?’
Haar zusje dacht diep na en zei dat ze wel zin had in een spelletje Mens erger je niet. Het meisje was verrukt, want dat was haar lievelingsspel.
‘Welke kleur wil jij?’ vroeg het meisje.
‘Ik neem rood.’
‘Dan neem ik blauw. En niet valsspelen, hoor.’
Toen het spelletje was afgelopen, riep Nanny dat de thee klaar stond. Het meisje ging met haar tweelingzusje naar beneden.
‘Ik wil graag twee kopjes thee en twee koekjes,’ zei ze.
Nanny keek haar verbaasd aan.
‘Waarom twee? Je bent hier toch alleen.’
‘Nee, ik ben met mijn tweelingzusje, maar die kan jij niet zien, alleen ik kan haar zien. Maar ze wil ook thee met een koekje.’
Nanny haalde haar schouders op, schonk twee kopjes thee in en legde er een koekje bij. Ach, ze was wel wat gewend hier. Dat arme schaap was altijd maar alleen, ze had nu dus een zusje verzonnen. Ze zou het maar meespelen.
‘Alstublieft, dames,’ zei ze, terwijl ze de twee kopjes op de tafel zette, ‘hier is uw thee.’
Glunderend dronk het meisje de twee kopjes thee en at de twee koekjes op.
Haar zusje ging ook mee naar school. Als het nu pauze was stond het meisje net als anders apart, tegen een muur geleund, maar nu was haar zusje bij haar, nu was ze niet alleen. Ze vertelde haar zusje over de kinderen, die aan het spelen waren.
‘Dat is wel een aardig meisje, die doet nooit vervelend tegen me,’ zei ze en ze wees naar een meisje dat aan het knikkeren was.
‘Maar dat meisje dat daar staat is een kreng, die plaagt altijd.’
‘Met wie ben jij aan het praten?’ vroeg een kind dat bij haar kwam staan.
‘Met mijn zusje.’
‘Je zusje? Waar is ze dan, ik zie haar niet.’
‘Nee, dat klopt, ik kan haar alleen maar zien, niemand anders,’ zei het meisje geheimzinnig.
Het kind rende weg en riep tegen de spelende kinderen, dat dat rare kind een zusje had, maar niemand kon dat zusje zien en dat ze daarmee aan het praten was. Nou, dat wilden ze allemaal wel eens zien en horen, maar het meisje was al weg, ze was naar huis gegaan.
Het meisje ging met haar zusje overal heen en vertelde haar over alles wat ze zag. Het leuke was dat ze nu ook veel beter naar alles keek, nu ze het aan iemand vertelde. Ze zag veel meer dan vroeger, ze zag mooie bloemen in de wei, de jonge eendjes in het water. Ze gingen naar winkels, naar het strand, naar een kermis. Het meisje genoot, nu ze het kon delen met haar zusje.
Als ze iets wilde kopen, vroeg ze eerst aan haar zusje of die het leuk vond.
Soms zei haar zusje dat ze het niet zo mooi vond en dan kocht ze het niet, dan ging ze op zoek naar iets anders.
Nanny had tegen de ouders van het meisje gezegd, dat hun kind erg eenzaam was en een tweelingzusje had verzonnen, waar ze hele gesprekken mee hield. Als ze weer eens hier kwamen, dan moesten ze twee cadeautjes kopen. Daar zouden ze hun kind een plezier mee doen.
Toen haar vader en moeder kwamen, hadden ze twee sprookjesboeken bij zich, één voor hun dochtertje en één voor haar tweelingzusje. Het meisje was dolblij met het boek en zei dat haar zusje dat ook was.
Het meisje zag dat haar moeder tranen in haar ogen had en haar vader keek ook al zo ernstig.
‘Kom eens bij me zitten,’ zei haar moeder, ‘we moeten je iets vertellen. Je hebt echt een tweelingzusje gehad, maar dat kindje mocht niet blijven leven. Daar hebben we veel verdriet van.’
‘Maar jullie hadden mij toch nog,’ zei het meisje.
‘Ja, maar we waren erg bang dat we jou ook zouden verliezen, we wilden ons niet te veel aan je hechten, want dan zou het verdriet nog groter zijn.’
‘Kwamen jullie daarom zo weinig bij me?’
‘Ja, maar dat gaat nu veranderen. We wisten niet dat je je zo eenzaam voelde. We hebben te weinig met je gepraat. Nanny heeft ons verteld dat je een tweelingzusje verzonnen hebt. Maar dat is je echte tweelingzus, die een deel is van jouzelf. We gaan samen met jou ergens heen op vakantie, om elkaar weer te leren kennen en je tweelingzusje gaat mee. Het is prachtig dat je zo met haar praat en haar alles vertelt.’
Vanaf die dag ging ze regelmatig met haar ouders ergens heen en haar ouders kwamen ook vaker naar huis.
Het meisje groeide op, ze trouwde en kreeg kinderen, maar ze bleef in haar gedachten haar tweelingzusje alles vertellen over wat ze meemaakte en wat belangrijk was voor haar.
Anneke Bakker: | Woensdag, januari 31, 2024 15:20 |
Mooi verhaal Ineke. Ik heb een tweeling één-eiÏg en zie hoe ze gehecht zijn aan elkaar. Lieve groetjes. Anneke |
|
wytske: | Woensdag, januari 31, 2024 13:20 |
herkenbaar | |
M-Rose: | Woensdag, januari 31, 2024 12:56 |
das 1 van je mooiste verhalen die de intens verbonden innerlijke groei samen aanvoelend maakt |
|
teun hoek: | Woensdag, januari 31, 2024 11:59 |
twee eenheid. th | |
Auteur: Ineke Dijkhuis | ||
Gecontroleerd door: Ineke Dijkhuis | ||
Gepubliceerd op: 31 januari 2024 | ||
Thema's: |