De drie ballonnen
In het dorp is het zomerfeest in volle gang. Er is een kermis, er zijn spelletjes en elk kind heeft een mooie, gekleurde ballon gekregen. Er zit een kaartje aan met daarop een adres in het dorp en de vraag om een kaartje terug te sturen en te vermelden, waar ze de ballon hebben gevonden. Zometeen zullen de ballonnen worden opgelaten in een weiland even buiten het dorp.
Daar gaan ze! Mooi om te zien, al die kleurige ballonnen in de lucht.
Drie ballonnen, een blauwe, een rode en een gele, hebben afgesproken om bij elkaar te blijven. In het begin lukt dit aardig. Maar al gauw zweven ze elk een andere kant op. Twee ballonnen hebben pech. De gele ballon raakt verstrikt in de takken van een hoge boom en wordt lek geprikt door een vogel. Zijn kaartje bungelt aan een tak. De blauwe ballon blijft aan de haan op de kerktoren hangen.
De rode ballon zweeft een straat in en ziet daar voor een raam een meisje in bed liggen. De ballon blijft voor het raam heen en weer zwaaien.
‘Mam, kijk eens!’ roept het meisje opgewonden, ‘Die mooie ballon blijft hier zweven en er zit een kaartje aan.’
Haar moeder opent het raam, haalt de ballon naar binnen en bekijkt het kaartje.
‘Er staat een adres op. Het is de bedoeling dat je een kaartje daar naartoe stuurt,’ zegt ze.
Het meisje schrijft een briefje naar het dorp, waar de ballon vandaan komt. Ze vertelt, dat ze tien jaar is en lang in bed moet liggen, omdat ze ziek is.
Een week later wordt er een postzak vol brieven, kaarten, tekeningen, foto's en zelfs pakjes bij haar bezorgd.