De ligweide
De dieren mopperen. Ze willen een eigen plek, waar ze bij elkaar kunnen komen, een soort buurthuis. Als er nu iets te vertellen is dat voor iedereen belangrijk is, zijn ze afhankelijk van de uil. Die vliegt rond en vertelt elk dier wat er aan de hand is. Als ze niet thuis zijn, moeten ze het aan een ander dier vragen. Soms heeft die niet goed geluisterd of heeft vergeten, wat de uil gezegd heeft.
Op een dag dat ze toevallig allemaal bij elkaar waren, omdat meneer Uil iets belangrijks vertellen had, zei meneer Hert:
‘Het zou veel makkelijker zijn als er een plek is, waar we elke avond even bij elkaar komen. Als er dan iets is wat we allemaal moeten weten, dan kan dat meteen aan iedereen verteld worden.’
De uil had hier wel oren naar. Hij werd ook een dagje ouder en nu moest hij naar iedereen toe vliegen om het laatste nieuws te vertellen. Af en toe riep hij de dieren wel bij elkaar op de open plek in het bos, maar meestal vloog hij rond.
‘Dat lijkt me een goed idee,’ zei meneer Uil.
‘Waar zullen we bij elkaar komen?’ vroeg mevrouw Konijn.
‘Wat doen we als iemand verhinderd is om te komen?’ zei meneer Haas.
‘Nou, dan stuur je toch één van je kinderen of anders vraag je het aan een dier dat wel geweest is,’ zei mevrouw Egel.
Meneer Eekhoorn zei: ‘Verderop is een stuk grasland dat prima geschikt zou zijn. Het is een soort ligweide, waar we allemaal kunnen zitten of liggen.’
Er werd afgesproken dat de uil zou gaan kijken of die weide geschikt was. Een paar vogels vlogen met hem mee, want ook de vogels wilden een plekje op de weide. Misschien stond er een boom vlakbij, dan konden de vogels daar zitten. Ze wilden niet op de grond bij al die grote dieren.
De uil ging kijken en kwam een poosje later terug. De dieren zaten nog steeds bij elkaar, ze waren nieuwsgierig of het zou lukken. De vogels waren enthousiast, er stond een grote boom. De uil was ook zeer tevreden, er was een plek voor iedereen. Nu moesten ze afspreken waar iedereen zou liggen of zitten.
De volgende dag gingen ze allemaal op een afgesproken tijd naar de ligweide. Ze zochten een mooi plekje en keken naar de uil, die in de boom was gaan zitten, vlakbij de vogels.
‘Is het naar jullie zin?’ vroeg hij.
‘Ja!’ riepen de dieren in koor.
Ze hadden afgesproken dat ze iedere avond om zeven uur bij elkaar zouden komen. De eerste avond ging het al mis.
‘Hé, dat is mijn plekje,’ riep meneer Haas tegen mevrouw Konijn.
‘Nietes, ik lag hier gisteren ook,’ snauwde ze.
‘Wat heeft meneer Hert een grote plek,’ klaagde mevrouw Eekhoorn.
‘Dat is toch logisch, ik ben veel groter dan jij en heb dus meer plek nodig, snap je?’ zei meneer Hert gepikeerd.
‘Ik vind dat mevrouw Egel ook een grote plek heeft en zij is klein,’ zeurde mevrouw Haas.
‘Ja, ik heb die grotere plek wel nodig, want als mijn man en de kinderen ook meekomen, hebben we veel plaats nodig.’
‘O, dan heb ik ook een grotere plek nodig. Want mijn man en kinderen komen ook mee,’ zei mevrouw Haas gedecideerd.
En zo ging het maar door. Tot de uil het zat was.
‘Weet je wat?’ zei hij, ‘Morgen zoeken jullie takjes en blaadjes in het bos. Daarmee gaan jullie naar de weide en dan gaat iedereen zijn plek afbakenen.’
‘Maar hoe weten we dan welke plek van wie is?’ riepen de dieren
‘Dat moet je onthouden, zoals je ook de weg naar je huis onthoudt.'
‘Wat ben ik blij dat ik in een boom zit,’ zei een vogel, ‘dat soort problemen met een grote of kleine plek hebben wij gelukkig niet.’
‘Nou, dat moet je niet te hard zeggen, hoor, want jij zit op een tak, die veel steviger is dan die van mij. En je kan alles op jouw plek ook beter zien,’ zei een andere vogel.
‘Dan gaan we om de dag van plaats verwisselen, oké?’
Dat vond de andere vogel een prima idee.
De uil hoorde dat en dacht bij zichzelf dat hij wilde dat de dieren op de wei ook zo vriendschappelijk met elkaar omgingen.
De volgende dag was het erg druk op de wei. Alle dieren hadden takjes en blaadjes bij zich en na veel geschreeuw en gemopper had iedereen zijn plek afgebakend en ging daar liggen of staan. De dag daarna ging het goed, ze hadden allemaal hun plek onthouden. De uil slaakte al een zucht van verlichting, dat probleem was opgelost.
Toen hij de volgende avond op het gebruikelijke tijdstip naar de wei vloog, wist hij niet wat hij zag en hoorde. De dieren schreeuwden tegen elkaar en duwden elkaar, er waren al een paar kwaad weggelopen. Wat was er gebeurd? Het had die dag heel hard gestormd. Alle takjes en blaadjes waren weggewaaid en lagen door elkaar. Niemand wist nu precies meer welke plek van wie was. Ze maakten ruzie om een paar centimeter meer of minder. De uil riep om stilte en na lang wachten was het eindelijk stil.
‘Dit werkt dus niet,’ zei de uil boos, ‘we stoppen hiermee. Geen ligweide, waar jullie iedere avond een poosje gezellig bij elkaar kunnen zijn en de laatste nieuwtjes horen. Jullie blijven nu maar lekker in jullie eigen huis. Maar ik vlieg niet meer rond om het nieuws te vertellen. Jullie wijzen maar iemand aan, die naar mij toekomt, die vertel ik het nieuws en die zorgt er maar voor dat iedereen het weet. Of door zelf naar alle dieren te gaan of jullie vertellen het elkaar door. Hoe jullie dat doen, zoeken jullie zelf maar uit. Ik ben het zat. Het ga jullie goed!’ En de uil vloog boos weg. De dieren stonden beteuterd bij elkaar.
‘Hij heeft wel gelijk,’ zei meneer Hert. De anderen knikten. Ja, ze waren wel heel kinderachtig bezig geweest.
‘ik heb een plan,’ zei mevrouw Konijn.
De volgende avond om zeven uur zaten alle dieren keurig netjes bij elkaar op de ligweide. Er was geen geschreeuw en geen ruzie geweest. Iedereen zocht een plekje en het maakte niet uit waar.
Ze hadden aan een vogel gevraagd of die meneer Uil wilde halen. De vogel kwam nogal snel terug en zei dat meneer Uil niet wilde komen.
‘Hij had er genoeg van, jullie moesten het zelf maar uitzoeken,’ piepte de vogel.
De dieren konden zich dat wel voorstellen. Maar wat nu? Hoe kregen ze meneer Uil hierheen om hem te laten zien dat ze best zonder ruzie bij elkaar konden zijn.
Mevrouw Konijn had weer een goed idee.
‘Laten we onze kinderen naar meneer Uil sturen. Hij is dol op kinderen. Als die zeggen dat ze hem iets moeten laten zien, komt hij vast wel.’
Het plannetje lukte. Daar kwam meneer Uil aan, samen met de kinderen. Hij zag alle dieren rustig bij elkaar zitten. Meneer Hert nam het woord.
‘Meneer Uil, we hebben ons heel kinderachtig gedragen en daar hebben we veel spijt van. We hebben afgesproken dat we elke avond hierheen komen en gaan zitten waar maar plaats is. Niemand heeft meer een vaste plek. We hopen dat u ook elke avond hier wilt komen om ons het laatste nieuws te vertellen.’
Het was doodstil. De dieren keken meneer Uil verwachtingsvol aan. Wat zou hij zeggen? De uil keek ze allemaal één voor één aan en zei toen dat hij blij was dat ze verstandig geworden waren. Als dit zo bleef dan zou hij graag elke avond naar de weide komen om het laatste nieuws te vertellen.
Er klonk een zucht van verlichting. De dieren klapten en riepen hoera!
Elke avond kwamen de dieren bij elkaar en luisterden naar het nieuws en naar elkaar. Ze verheugden zich op de avond, want ze konden ook over hun problemen praten. Er was altijd een luisterend oor en vaak wist een ander dier een oplossing voor hun probleem.