In het duister van de nacht,
gebroken door de sterren,
strek ik stil mijn arm
opdat ik me oh zo traag kan sperren.
Vingers tastend naar de vloer
glijd ik geniepig uit het bed
onder 't glurend oog van de hond,
die wacht tot ik mijn voet neerzet.
Op de toppen van mijn tenen
trippel ik lichtvoetig de kamer uit
totdat ik banghartig maar liefkozend terugblik
en immer zo zachtjes de deur terug sluit.
Als een dief in de nacht
schrijd ik geruisloos door de gang
naar mijn vrouw die op me wacht,
en m’n bed waarnaar ik verlang
Langs de deur die op een kier staat
aanhoor ik licht gesnurk
van de schone slaapster in haar nachtjurk
terwijl de nacht haar in dromen laat
Langzaam til ik het zachte canvas,
en zet ik me stil op de dikke matras.
Gestaag me onder de deken strekken.
Stiekem om haar maar niet te wekken.
Toch draait ze zich en vraagt, ogen nog toe
“Slaapt ze?” “Ze slaapt.”, het antwoord.
Licht gesnurk verraadt dat ze me niet hoort.
Ik vlei me verder, zelf toch ook moe.
Maar dan klink daar,
opnieuw geblaar...