Vrij om te zijn
We leren ze stil te zitten,
hun vinger op te steken,
te luisteren naar onze woorden,
zonder hen te leren hun eigen stem te vinden.
We leren ze tellen,
maar niet wat echt telt.
We leren ze passen,
maar niet hoe ze mogen breken
uit het hokje dat wij bouwen.
We leren ze onze waarheid
zonder te vragen:
Wat denk jij? Wat voel jij?
We leren ze streven,
alsof ze bij geboorte
nog niet compleet zijn,
alsof ze eerst iets moeten worden
voordat ze mogen zijn.
Maar ze komen volmaakt ter wereld,
open, levend, heel
en sprankelend van liefde.
En toch kleden we ze in een keurslijf
van verwachtingen
strak om hun lijf,
met maskers die hun ware gezicht vervagen.
We zeggen dat winnen het doel is,
maar we vertellen er niet bij
wat het kost
om jezelf te verliezen.
We leren ze leven
voor een toekomst
die ze misschien nooit zelf zouden kiezen:
een baan die uitput,
een hypotheek als ketting,
een leven waarin stilte oorverdovend wordt genoemd
en zachtheid zwak.
Maar wat als we ze leren luisteren
naar het zachte weten vanbinnen,
vertrouwen op hun eigen stem,
ook als die anders klinkt dan de rest?
Wat als we ze leren
dat ze al genoeg zijn?
Dat hun waarde
nooit afhangt van prestaties,
van gedrag, van perfectie,
van "later als je groot bent?"
Wat als we ze leren
hun hart te volgen
in plaats van ons spoor?
Dat ze met vallen en opstaan,
hun eigen weg mogen vinden.
Wat als we ze leren
dat liefde niet buiten hen ligt—
niet in vergankelijke spullen,
altijd meer, nooit genoeg,
niet in het applaus,
niet in een ander,
maar diep in henzelf.
Wat als we ze leren leven
in plaats van overleven?
Wat als we ze laten zijn
in plaats van vormen?
Zodat zij geen schaduw worden
van wat wij nooit konden leven.
Zodat zij wél vrij zijn.
Wat als we dát
onze kinderen zouden leren?